Muziek & Liturgie - mrt. 2008

> terug

Na de succesvolle release van Volume I kon een vervolg niet uitblijven. Ik kan er kort over zijn: het is een cd waar je vrolijk van wordt. Op het programma bewerkingen van koren, koralen, sinfonia’s en twee aria’s: Ich habe genug en Die Seele ruht in Jesu Händen. Als opening klinkt Was mein Gott will, das g’scheh’allzeit BWV 111/1. In dit als kunstig concerto gecomponeerde openingskoor worden de drie manualen van het orgel en de vier voeten van de organisten niet zelden gelijktijdig gebruikt. Vervolgens klinken een uit kortere cantatedelen samengestelde suite, het openingskoor Es wartet alles auf dich (BWV 187), drie koraaltrio’s (BWV 92/4, 161/6 en 22/5), het openingskoor Ach wie flüchtig, ach wie nichtig (BWV 26), de aria Die Seele ruht (BWV 127/3) en tenslotte het polyfone openingskoor en koraal Ach Gott vom Himmel, sieh’darein, dat met een stralend plenum gespeeld wordt.
Het Müller-orgel in de Grote Kerk van Leeuwarden draagt in alle opzichten bij aan de schoonheid van deze cd. De speelse prestanten, vooral de Prestant 8 van het rugpositief als imitatio violistica, de fraaie Dolceaan van het bovenwerk als Hobo en de Roerfluit van het hoofdwerk, die niet alleen voor zachte begeleidingen wordt gebruikt, maar waarop de Sterbeglocken uit de aria Die Seele ruht ook als twee ‘echte’ fluiten klinken. De organisten spelen met finesse en gevoel voor timing en de arrangementen zijn heel‘organisch’geschreven. Ook voor de niet doorgewinterde orgelfreak een aanrader!

Muziek & Liturgie, maart 2008